Voltaire

Voltaire

zondag 29 mei 2011

hoofdstuk 27

27. Cacambo die zijn Turkse sultan Achmet terug naar Constantinopel moest brengen, had de sultan ervan overtuigd om ook Martijn en Candide mee aan boord te nemen.  Candide was ervan overtuigd dat Pangloss gelijk had, en dat alles goed was op de wereld. Er waren zes onttroonde koningen en een daarvan heeft hij zelfs een aalmoes gegeven. Candide begon met het vragen stellen over zijn grote liefde Cunegonda. Maar tot zijn grote verbazing hoort hij niet wat goeds, Cunegonda was namelijk slavin in de woning van een ex-vorst Ragotski. Ze heeft haar schoonheid verloren en is afschuwelijk lelijk geworden. Ze bevindt zich aan de oever van Propontis. Maar Candide trok er zich niets van aan, mooi of lelijk, hij was een man en had zijn plicht haar lief te hebben. Cunegonda en de oude vrouw zijn bij de prins, en hij is slaaf van de onttroonde sultan. Eerst en vooral kocht Candide Cacambo vrij voor een zeer hoge prijs. Zonder tijd te verliezen sprong hij in een roeiboot op weg naar Cunegonda.  Onder de galeislaven waren er twee veroordeelden die heel slecht roeiden, één ervan leek op Pangloss en de andere op een ongelukkige jezuïet, namelijk de baron, de broer van Cunegonda. Maar deze gedachte ontroerde en maakte hem droevig. Candide vertelde Cacambo wat hij dacht en dat ze wel erg veel op de baron en Pangloss leken. Bij het  weerklinken van deze twee namen kwamen de twee galeislaven. Ze stopte met wat ze bezig waren, maar de bootsman werd kwaad en sloeg met een bullenpees op de twee galeislaven, Candide roept naar de bootsman dat hij hem zoveel geld zou geven als hij wilt. Opeens zeiden beide galeislaven tegen Candide, ja wij zijn het, Pangloss, en de baron. Candide betaalde 50.000 sequijnen om hen vrij te kopen. Candide kan het allemaal niet geloven, hij had de baron toch vermoord, Pangloss was toch opgehangen?  Met zijn allen waren ze op weg Cunegonda te gaan bevrijden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten