Voltaire

Voltaire

zondag 29 mei 2011

hoofdstuk 25

25. Candide en Martijn kwamen aan bij het paleis van Pococurante. Hij was zeer rijk. Candide en Martijn werden opgediend door twee mooie meisjes, de rijke Pococurante vertelt hen dat hij ze af en toe mee naar bed neemt, maar ook hen is hij al beu. Ze waren later bezig over dichters, maar Pococurante vond de Duitse dichters maar niets. Hij spreekt zoals hij denkt, en het doet hem koud wat andere erover denken. Niets vond hij goed, niets beviel hem. Candide is ervan overtuigd dat Pococurante heel gelukkig is omdat hij zoveel in bezit heeft, maar Martijn beweert dat hij helemaal niet gelukkig is maar dat hij alles beu is wegens zijn bezittingen. Net zoals Plato ooit beweerde, het  zijn niet zij die alle voedsel bezitten die het gelukkigste zijn. Dagen liepen voorbij en er was nog steeds geen spoor van Cacambo en Cunegonda, maar toch bleef Candide de moet erin houden, ook al was hij heel ongelukkig. Hij was ervan overtuigd eens dat hij Cunegonda terug zou zien, dat hij de gelukkigste mens op aard zou zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten